Het voegersbedrijf (verder: het bedrijf) had ook een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) waarop de zzp’er een beroep doet. Hij vindt dat bij uitvoering van de opdracht is voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op bescherming van artikel 7:658 lid 4 BW. Dit omdat er geen inzittendenschadeverzekering was afgesloten voor de bedrijfsauto die hij gebruikte bij het uitvoeren van de opdracht.
Beroep zzp’er op in de rechtspraak ontwikkelde rechtsregel
Volgens de rechtbank beroept de zzp’er zich op een in de rechtspraak ontwikkelde rechtsregel. Die draait erom dat een werkgever op grond van artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap) zou moeten zorgen voor een behoorlijke verzekering van werknemers die door hun werk als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken raken. Die wetsregel behelst ook dat de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade als de eerste in die verzekeringsplicht tekortschiet. Het gaat daarbij om het missen van de uitkering die de werknemer zou hebben gekregen als er wel een behoorlijke verzekering zou zijn afgesloten. Dit vloeit voort uit de eisen van redelijkheid en billijkheid verbonden aan de arbeidsovereenkomst.
Verschil zorgplicht 7:658 BW en goed werkgeverschap 7:611 BW
Maar er is een wezenlijk onderscheid tussen de zorgplicht van artikel 7:658 BW en het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW. Artikel 7:611 kent niet de uitbreiding van de zorgplicht van de werkgever die onder omstandigheden ook bescherming biedt aan personen die geen werknemer zijn. Verder is artikel 7:611 niet primair het artikel waarop aansprakelijkheid kan worden gegrond. De ratio van de verplichting tot het afsluiten van een deugdelijke verzekering is dat de werkgever ervoor moet zorgen dat eventuele schade van een ongeval met een bedrijfsauto is gedekt. Die werkgever verlangt immers van zijn werknemer dat hij zijn werkzaamheden uitvoert in een auto van het bedrijf.
Verzekeringsplicht werkgever niet voor zzp’er die opdracht uitvoert
Die verplichting heeft een opdrachtgever in beginsel niet voor de zzp’er die een opdracht voor hem uitvoert. De zelfstandige opdrachtnemer zal doorgaans niet verplicht zijn om gebruik te maken van de bedrijfsauto van de opdrachtgever. Hij zal doorgaans juist gebruik maken van zijn eigen bedrijfsauto. Dit kan anders zijn als het gebruik van de bedrijfsauto verplicht is, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Dat de zzp’er om praktische redenen de bedrijfsauto gebruikte of dat dit financieel aantrekkelijk voor hem was, is niet voldoende.
Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel, dat het niet afsluiten van een inzittendenschadeverzekering niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De vordering wordt afgewezen.
Bron: Rechtbank Utrecht, 6 december 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:6028
Auteur: Rob Poort | Bureaupoort.nl
> Tip: bijblijven met jurisprudentie en de Arbowet? Kom naar de Arbo Actualiteitendag.