Kopstoot

De medewerkster werkte als thuishulp in de woning van een tachtigjarige vrouw met verhuisplannen. In verband met de verhuizing verrichtte zij wat lichte werkzaamheden, zoals inpakken, opruimen en klaarzetten van de spullen. Bij tilwerkzaamheden op zolder stootte zij hard met haar hoofd tegen een houten balk, waardoor zij onwel werd en sindsdien niet meer op haar werk is teruggekeerd. Nadat de werkgever de letselschadeclaim had afgewezen, sleepte zij hem voor de rechter. Hij zou volgens haar de schade moeten vergoeden omdat zij niet was opgeleid en geinstrueerd om verhuiswerkzaamheden te verrichten. Daarnaast zou de werkgever geen veiligheidsmaatregelen hebben getroffen of aanwijzingen hebben verstrekt om het ongeval te voorkomen. De kantonrechter neemt het standpunt van de medewerkster over en veroordeelt de werkgever tot vergoeding van de schade. De werkgever is het hiermee oneens en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof. Het hof overweegt dat met artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek niet is beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen die hem kunnen overkomen bij het verrichten van werkzaamheden. De aard van de lichte werkzaamheden, het inpakken en vervolgens optillen van de verhuisdozen, wijkt niet af van de in de thuissituatie regelmatig voorkomende werkzaamheden waarvoor geen bijzondere aandacht en kennis zijn vereist. Het gaat hier om 'alledaagse' werkzaamheden. Dat deze niet tot het gebruikelijke takenpakket behoorden, maakt dat niet anders. Het hof oordeelt daarom dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarvoor de werkgever niet verantwoordelijk te houden is. Het vernietigt het vonnis van de rechtbank, waardoor de werkneemster voor haar eigen schade opdraait.