Seksueel getinte opmerkingen

Twee maanden later is ze op verzoek van de werkgever weer teruggekomen. In april 2007 komt er een nieuwe marketing director. In juni 2007 beklaagt de vrouw zich bij de vicepresident marketing over de wijze van leidinggeven door deze marketing director. De vicepresident besluit voorlopig de ontwikkelingen af te wachten. De manager finance & staff doet niets met de klachten van de vrouw en ook de vertrouwenspersoon weet niet wat hij met de klachten aan moet. In november 2007 meldt de vrouw zich ziek. In december stuurt ze een brief aan de hoogste baas, de CEO. Die formeert een klachtencommissie, die vervolgens de klachten ongegrond verklaart. Wel stelt de commissie enkele aanbevelingen op over de rol van de vertrouwenspersoon en de bedrijfsarts. De vrouw verzoekt daarop ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een vergoeding. De kantonrechter stelt vast dat ook uit verklaringen van collega's blijkt dat de marketing director zich meerdere malen ongepast seksueel heeft uitgelaten en een negatieve stijl van leidinggeven had. Maar de werkgever weerspreekt dat, ook ondersteund door de nodige verklaringen. Verdere bewijslevering is in de ontbindingsprocedure niet mogelijk. De klachtenprocedure had daarin kunnen voorzien, maar dat is niet gebeurd. Maar de kantonrechter is van oordeel dat wel duidelijk is dat er bij de werkgever een cultuur bestond waarin het maken van seksueel getinte opmerkingen of grappen geaccepteerd werd. Ook de vrouw zelf deed daaraan mee. In haar functie als lid van het managementteam had je van haar mogen verwachten dat zij daartegen zou optreden. De werkgever kan worden verweten dat op de klachten noch door de bedrijfsarts noch door de vertrouwenspersoon adequate actie is ondernomen. Er was ook geen leidinggevende aanwezig die verantwoordelijk en aanspreekbaar was voor de bejegening van de vrouw. Pas na een formele klacht bij de CEO werd actie ondernomen. Er is toen in allerhaast een klachtencommissie geformeerd, waarbij meerdere procedurele onzorgvuldigheden zijn begaan. Gezien al deze omstandigheden acht de kantonrechter een vergoeding op basis van C = 2,5 billijk. Dat komt neer op ruim 41.000 euro. De eerdere arbeidsperiode wordt daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat de vrouw toen zelf ontslag had genomen.