In vuur en vlam

Brandbare stoffen kunnen boven hun vlampunt door een externe bron worden aangestoken. Boven de zelfontbrandingstemperatuur is die externe bron niet meer nodig en ontsteekt een stof van zichzelf.  Volgens de norm DIN 51794 wordt de zelfontbrandingstemperatuur bepaald door op een verwarmde glasplaat druppels van de vloeistof te laten vallen en te zien of deze tot ontbranding komen. Echter, door katalytische  werking van bijvoorbeeld metalen of verontreinigingen kan onder praktijkomstandigheden bij lagere temperatuur al zelfontbranding optreden. De zelfontbrandingstemperatuur is vooral van belang voor de keuze van de elektrische apparatuur in zones waarin explosieve damp-luchtmengsels kunnen voorkomen. Ook oppervlaktetemperaturen van mechanische installatieonderdelen zoals lagers en leidingen zijn dan van belang.