Trapje het juiste middel?

Zij gebruiken daarbij aluminium trappen. De wandhoogte is ca 2,60 m. De timmerman probeert een raam, glas met een aluminium profiel van 50 x 90 cm, boven een deur te monteren. Hij staat daarbij op de derde of vierde tree van een trapje en moet wat kracht zetten om het raam in het kozijn te krijgen. Daardoor glijdt hij van het trapje, stuitert daarlangs naar beneden, glijdt weg op de vloer en valt. Hij voelt een hevige pijn in rug en been. Zijn collega brengt hem naar het ziekenhuis. Na het maken van foto's krijgt hij enige injecties tegen de pijn en wordt naar huis gestuurd. De volgende dag meldt hij zich ziek. Sinds het ongeval is hij arbeidsongeschikt voor zijn eigen werk. Re-integratie blijkt niet mogelijk en omscholing heeft niet het gewenste resultaat. Zijn loon wordt twee jaar volledig doorbetaald. De timmerman lijdt al sinds 1991 aan lage rugklachten. Tot het ongeval heeft hij zijn beroep steeds normaal uitgeoefend. De kantonrechter wijst de eis tot schadevergoeding af en de timmerman gaat in beroep. Hij vindt dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn zorgverplichting op grond van artikel 7:658 BW. De werkgever wijt de klachten van de werknemer aan de rugproblemen die hij daarvoor al had. Het gerechtshof vindt dat het feit dat de timmerman van een trapje is gevallen tijdens het werk, vervolgens naar het ziekenhuis is gebracht en zijn werkzaamheden niet de volgende dag en ook niet kort daarna heeft hervat, voldoende aanleiding is om de val te zien als een arbeidsongeval. Of dit nu al dan niet kwam door een scheut in de rug, zoals de werkgever heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. Volgens de timmerman was het trapje geen professionele trap, maar een voor consumentengebruik. De treden waren te smal en gaven geen stabiele ondergrond. Ook was de trap glad door stucresten. De werkgever stelt echter dat sinds de VCA-certificering in 2000 uitsluitend goedgekeurde materialen worden gebruikt. De rechter wil verdere beslissingen aanhouden, totdat de werknemer heeft bewezen dat hij gebruikmaakte van een niet-goedgekeurd huishoudtrapje en de werkgever heeft bewezen dat hij met een trap aan zijn zorgplicht volgens 7:658 BW voldeed en dat een rolsteiger niet nodig was.